Het stuk speelt zich af in de woonkeuken van de wat ouderwetse dorpsgarage van de fam. Meulenbelt. Meindert  Meulenbelt woont daar met zijn dove, licht dementerende vader en met zijn broer Mans. Mans is wat zwakbegaafd  maar niet op alle terreinen. Riki, een buurvrouw, houdt een oogje in het zeil. Tante Jobkien had zo gedacht dat zij, als ouderwetse vrijgezelle tante, het heft in deze huishouding maar eens tijdelijk in de handen moet nemen. Hoe moeten de jongens het anders redden? Maar zuster Fijnvandraad , een strenge harde wijkzuster wil de zaken wel even naar haar hand zetten, zo moet het en niet anders. Meindert is een flinke kerel en omdat er op elk potje wel een deksel past, moet er maar eens een advertentie gezet worden. Meindert wil dat zelf eigenlijk niet maar tante Jobkien begint hem op een gegeven moment ook de keel uit te hangen en hij begint er toch anders over te denken. Mans wil hem wel helpen en die bedenkt: “Broer zoekt vrouw.” Daarop verschijnen twee kandidaten ten tonele: Loesje, een wulps ding waar Siensie meteen op valt. Siensie is een vrolijke , ondeugende jonge kerel die al weken een meid versiert (volgens zijn zeggen). Hij is leerling monteur en wil graag adviezen geven als het op het versieren van een vrouw aankomt. De tweede kandidate is Bertha, een dominant type met weinig gevoel en meer het type “van dik hout zaagt men planken”. Zij is meer het type voor Wolter van der Stang, handelaar en oud ijzer opkoper.  Ook hij geeft graag goede adviezen net als Siensie. Mans moet de kandidaten eerst maar eens op de proef stellen, met alle gevolgen van dien. Uiteindelijk overwint de ware liefde.