2023 - Osse, petret van'n pestoor

In het jaar 2021 bestond onze toneelvereniging Levenslust 75 jaar! Dit wouden we op een bijzondere manier vieren door een openluchtspel ten tonele te brengen op 3 locaties in Beckum. Hiervoor is het openluchtspel, geschreven door Jan Riesewijk, Osse, petret van’n persoor. 

Voor het 75 jarig jubileum heeft Levenslust in september 2023 een 8 tal openlucht uitvoeringen ten tonele gebracht over het leven van ‘pestoor’ Osse. De in Losser geboren Osse (1865-1940), door de bevolking van Beckum uitsluitend aangesproken als Heeroom, was van 1907 tot zijn dood pastoor van dit kerkdorp bij Hengelo. Hij werd al tijdens zijn leven een legendarische figuur vanwege zijn voor in zijn tijd a-typische optreden als pastoor. Hij kende geen onderscheid in rang en stand en ook niet in religie. Hij sprak gewoonlijk Twents en begon de mis met ‘Leu, goat zitten’. Preken deed hij uit de losse pols, waarbij hij tot ongenoegen van de aanwezigen ellenlange betogen vol vreemde kronkels in het verhaal hield, zodat aan het eind niemand er nog wat van snapte.

Verteller: Jan Riesewijk
Regie: Jos Brummelhuis

Rolverdeling: (Enkele van onze eigen leden)

Boenders – Arjan Lammers
Ketels – Hans Mulder
Jonge (Kapelaan) Osse – Nando Scharenborg
Johan Poorthuis – Daan Nibbelink
Engelbewaarder – Nicolette Steffens
Burgerdame uit Arnhem – Diane Hofstede 
Hr. Vossebeld – Harrie ter Avest
Zwangere jongedame – Charèl Screever
Meester Driessenaar – Gertjan Dokter
Koster Ottink – Tijmen Spit
Pastoor Osse – Louis Nibbelink
Dina Vossebeld – Ellis Screever 
Leida Vossebeld – Inge lammers 
Quizmaster – Gertjan Dokter 
Vrijwilliger kerk Cilia Scharenborg
Techniek: Aaron Leferink  & Thijs ter Bekke

In totaal hebben er meer dan 160 mensen meegewerkt aan deze productie, naast de 80+ spelers, zijn dat vele vrijwilligers.

Het verhaal:

Osse

Over weinigen zijn zoveel anekdotes bekend dan over pastoor Osse, toch was hij volgens biograaf Rinus Scholten geen lolbroek of grappenmaker. Hij was een rustig en sociaal-voelend man met droge humor. bron: Tonny Peters

Osse, Chrisjaan (Heeroom Osse) (1865-1940)

De in Losser geboren Christianus Egbertus (Chrisjaan) Osse (1865-1940), door de bevolking van Beckum uitsluitend aangesproken als Heeroom, was van 1907 tot zijn dood pastoor van dit dorp bij Hengelo. Zijn moeder overleed bij de geboorte van haar vijfde kind. De vier broertjes en zusjes van Chrisjaan overleden alle op zeer jonge leeftijd. Zijn vader hertrouwde en Chrisjaan kreeg nog zeven (half)broers en (half)zusjes. Het was zijn eigen wens naar het seminarie te gaan, het studeren ging hem goed af. In 1891 werd hij tot priester gewijd. Na Reutum en Arnhem, waar hij assistent kapelaan was, volgde Haarle (1893-1895), waar hij met plezier werkte en waar hij graag had willen blijven. De bisschop besliste anders. Hij werd kapelaan in Saasveld, Zeddam, Maarssen, Uithuizen en Beltrum, tot hij tenslotte tot pastoor van Beckum benoemd werd.

Hij werd al tijdens zijn leven een legendarische figuur vanwege zijn voor in zijn tijd a-typische optreden als pastoor. Hij kende geen onderscheid in rang en stand en ook niet in religie. Hij sprak gewoonlijk Twents en begon de mis met ‘Leu, goat zitten’. Preken deed hij uit de losse pols, waarbij hij tot ongenoegen van de aanwezigen ellenlange betogen vol vreemde kronkels in het verhaal hield, zodat aan het eind niemand er nog wat van snapte. In de oogsttijd hield hij het met opzet wel kort. Ook doorspekte hij zijn preken met zijn eigen mening en kwamen zaken ter sprake die door zijn ambtsgenoten nooit in een preek verwerkt zouden worden. Toen hij eens bekeurd was door een jachtopziener wegens stropen, vroeg hij tijdens de preek: ‘Wat is een jachtopziener? Jachtopzieners schieten hazen en konijnen en daarbij ook bokken’.

Pastoor Osse viel op door zijn verschijning en door zijn voor een pastoor ongewone doen en laten. Franciscus van Assisi was zijn grote voorbeeld: hij leefde sober, kleding en uiterlijk vertoon interesseerden hem weinig. Zo liep hij tijdens een processie in Kevelaer zeer opvallend met een groot gat in zijn kous onder zijn kuitbroek. Hij begreep niet waarom men zich daar druk over maakte. Jagen, stropen en vissen waren zijn grote hobby’s en hij deed dat vaak in gezelschap van dorpsgenoten maar ook jaagde hij met de Van Heeks en andere Twentse notabelen met wie hij ook goed overweg kon. Hij vroeg graag mensen te eten als hij weer wild geschoten had. Pastoor Osse was een voorstander van algemeen openbaar onderwijs voor iedere gezindte en met de onderwijzers in het vrijwel geheel katholieke dorp boterde het niet altijd. Na een wild-diner met hen vroeg hij of ze wisten wat ze gegeten hadden. Het was toch haas? Bijna goed: het was dakhaas (kat) en hij toonde zijn gasten een kattenvel. Niemand weet of hij het vel van een overleden kat had getoond – het opzetten van dieren was ook één van zijn hobby’s – of dat er echt kat op het menu had gestaan. Trouwens bij speciale gelegenheden kookten niet zijn huishoudsters maar hijzelf, ook ongewoon voor een pastoor. Wat ook ongewoon was dat hij zelf op het dak klom om het te repareren en zelf zijn vee verzorgde. Hij liep vaker met laarzen aan dan met schoenen.

Hij reisde graag, niet alleen naar Rome maar ook was hij in Amerika, een land dat hij bewonderde ‘omdat iedereen van welke rang of stand ook, gelijk was. Heel anders dan hier in Nederland’. Over die reizen en wat hij beleefd had kon hij nog jaren vertellen tijdens zijn preken.

De oude kerk van Beckum moest vervangen worden en pastoor Osse had een plan gemaakt voor een nieuwe kerk met de hoogste toren van Twente. Het plan werd afgewezen. Toch hield hij een collecte met de volgende woorden: ‘Leu ’t geet zo niet langer, as ’t dak (van de oude kerk) noar beneden pleert, dan goat d’r dreehonderd boeren dood en moar eenen pastoor’. Overigens bij collectes keek hij altijd de andere kant op. Hij hoefde niet te zien wat men gaf. Hij vond dat de kerk wel op een andere manier aan geld kon komen: zo verkocht hij zelf het fruit uit zijn boomgaard ten behoeve van de kerk. Maar hij laste wel een collecte in voor iemand uit het dorp die door omstandigheden in financiële nood was – hij keek dan goed wat men gaf en wanneer het volgens hem niet genoeg was, kwam hij nog een keer langs. Zoals gezegd, van verzuiling moest Heeroom Osse niets hebben. In de herfst stond een bord in de tuin van de pastorie: te koop appels en peren, ook voor gereformeerden.

Pastoor Osse had één hobby, waarvan slechts intimi op de hoogte waren: schrijven. Hij schreef hele verhandelingen over taal en ontwikkelde een taalmethode om zijn geheel zelf ontwikkelde theorie over het leren van taal in praktijk te brengen. Het was een onbegrijpelijke theorie die er grofweg op neer kwam: leer kinderen op jonge leeftijd Latijn te spreken en met behulp van speciaal door hem ontwikkelde lesmethoden kunnen ze gemakkelijk meer vreemde talen leren. Hij heeft de methode ook toegepast en een aantal kinderen bijles gegeven. Sommigen van hen konden later vele talen spreken. De theorie was gebaseerd op klankleer en ging uit van de overeenkomsten tussen talen. Hij kon zijn ideeën echter niet op een begrijpelijke manier ordenen en op schrift stellen. Zijn boekje Eén Menschentaal, dat hij onder pseudoniem schreef, beleefde verschillende gewijzigde drukken maar raakte hij aan de straatstenen niet kwijt. Schrijver en hoogleraar Anton van Duinkerken, één van de velen die het boekje toegezonden kreeg, schreef na het lezen ervan: ‘Gewone mensen proberen van hun eigenaardigheden af te komen, maar pastoor Osse van Beckum conserveert ze voor het nageslacht’. In 1937 vertrok de auteur Osse met zijn leerlinge Anneke Scholten, die het boekje in het Italiaans zou vertalen, naar Rome. Tevergeefs, de kerkelijke autoriteiten wezen ‘Una e la lingua humana’ volstrekt af. Een grote teleurstelling voor de Beckumse pastoor. Na zijn dood werden grote stapels nog ingepakte exemplaren van ‘Eén Menschentaal’ gevonden. Ze werden verbrand in de pastorietuin.

Titel: Osse, petret van’n pestoor
Auteur: Jan Riesewijk
Stuk van Toneelvereniging Levenslust

Bron: 1Twente.nl

“Osse, petret van’n pestoor”

Onder deze titel mocht ik mij de afgelopen maanden geheel onderdompelen in het wel en wee van jullie illustere vooroorlogse pastoor Osse. De pastoor die toen hij nog leefde al een fenomeen was in Beckum en verre omstreken.

Ter ere van het 75-jarig bestaan van Toneelvereniging Levenslust mocht ik een theaterstuk schrijven over pastoor Osse. Aan dat verzoek heb ik met veel plezier voldaan. Op de eerste plaats omdat ik zeer geïnteresseerd ben in historie en religie en bovendien kom ik uit Losser, waar pastoor Osse ook geboren is. En trouwens ook overleden, in september 1940.

Ook in Losser zijn de verhalen over Osse altijd verteld gebleven, mede doordat de familie Osse een prominente plek innam in de Losserse samenleving. Dit kwam natuurlijk ook door hun welbekende Steenfabriek de Werklust, welke ook nu nog te bezichtigen is. Kortom, een eer en een groot genoegen om me goed in de pastoor, zijn achtergrond en natuurlijk zijn geliefde Beckum te verdiepen.

Hierbij werd ik welwillend geholpen door de commissie die vanuit Levenslust dit project opgepakt heeft en door de regisseur Jos Brummelhuis. Locaties werden bekeken, vergaderingen en brainstormsessies gehouden en vooral veel informatie gedeeld. Boeken, oude documenten, verhalen, het archief en ga zo maar door. Steeds meer kreeg ik een beeld van Osse. Soms best lastig, omdat de verhalen, zowel geschreven als via de overlevering, af en toe tegenstrijdig waren. Zo kon een verhaal of de beleving van een gebeurtenis, per persoon verschillen. Soms moest er voor de middenweg gekozen worden, maar al met al kon ik putten uit een grote erfenis aan gedachten en verhalen over en van pastoor Osse. Een bericht op Facebook leverde al vele reacties en anekdotes op. De verhalen over pastoor Osse leven nog steeds in de regio!

Het is de bedoeling dat het theaterstuk over meerdere locaties verdeeld gaat worden, dat het publiek bijna letterlijk aan de hand meegenomen wordt door een reis in het verleden. Een reis in een wereld die zo totaal anders is als de onze. De centrale rol van geloof en kerk in een dorpsgemeenschap is bijna onherkenbaar veranderd. Vroeger leefde men voor de kerk, nu moet de kerk moeite doen te overleven. Ook in Beckum. Het lot van de Blasiuskerk in de nabije toekomst maakt de voorstelling actueel en misschien zelfs ook wel iets confronterend. Een lach en een traan, samen in een voorstelling, het zou zo maar kunnen.

Hoewel het door de Coronaperikelen nog onzeker is wanneer de voorstelling precies gespeeld wordt, denk ik dat het een heel mooi stuk gaat worden. Natuurlijk voor Beckum, maar ook voor ver daarbuiten. Ik wens alle spelers, figuranten en iedereen die eraan mee gaat werken veel plezier en voldoening. Dat er saamhorig gewerkt mag worden door iedereen die graag wil, gelukkig in deze tijd waar niet meer gekeken wordt naar afkomst of religie. In die zin was Osse zijn tijd ver vooruit, want hij kon het toen al zo mooi zeggen: “tuffel greuit veur alleman!”

Ik hoop velen te mogen begroeten bij een stuk wat Beckum en Losser verbindt, over die bijzondere pastoor waar in Beckum niet alleen een straat naar vernoemd is, maar zelfs een carnavalsvereniging, een veld en een facebook pagina!

Of zoals ze tegenwoordig zouden zeggen: “Osse rules!”

Met warme groet uit Losser, Jan Riesewijk (2023)

Foto's